De wolf, de geiten en de kool

Ronald Mulder
3 min readApr 27, 2022

Er was eens, niet eens zo heel lang geleden en niet eens zo heel ver hier vandaan, een ontzettend gaaf landje. Iedereen deed precies waar hij zin in had en iedereen was gelukkig. Behalve de mensen die ongelukkig waren. Maar zeurkousen en losers hou je altijd, zoals koning Wolf dikwijls zei.

De mensen zoefden door hun gave landje in hun gave auto’s. In de winter deden ze de terrasverwarming aan en in de zomer de airconditioning. Ze reden en vlogen en stookten en koelden alsof het niet op kon. Hun huizen lagen aan een stroominfuus dat hun hele leven voedde: van koffie zetten tot tanden poetsen, alles ging elektrisch. Zelfs de fietsen hadden accu’s gekregen. Alles ging zonder moeite, dankzij de kool. Kool was de bron van alle energie.

Eerst, eeuwen geleden, hadden de bewoners van het landje alle zachte kool afgegraven. Toen dat op was, waren ze de harde kool gaan opgraven, die onder de grond zat. Nog weer later hadden ze onder de grond ook kolengas en kolendrek gevonden, en ook die hadden ze opgepompt. En nog was het niet genoeg — je kon nooit genoeg kool hebben — dus er werd met enorme schepen nog veel meer kool aangevoerd om in het gave landje te worden opgestookt.

Door al dat gegraaf en gepomp was het landje grotendeels onder de zeespiegel terecht gekomen. Hoge dijken beschermden het tegen de zee. Maar nu begon de zee te stijgen! Dat kwam ook door het verstoken van al die kool. “We hebben windkool nodig! En zonnekool!” had koning Wolf geroepen. En zo geschiedde. Binnen geen tijd stond de zee vol met windmolens en lag het land vol met zonneweides. Alleen bleek al snel dat de nieuwe duurzame kool niet in de plaats kwam van de oude ondergrondse kool. Het kwam er gewoon bij. Als het op mooie zomerse dagen hard waaide, dan was er zelfs teveel kool. Windkool en zonnekool ging op die dagen ongebruikt verloren!

Dat werd koning Wolf te gortig. Hij riep zijn belangrijkste adviseurs bij zich om raad; drie mannen die hij voor zichzelf altijd de drie Geiten noemde, omdat ze allemaal Gerrit heetten en allemaal een baardje hadden. De eerste Gerrit nam het woord.

“We moeten de markt zijn werk laten doen. De markt liberaliseren en de contracten flexibiliseren. Dan hebben we geen overschotten meer, maar goedkope kool, op zomerse dagen. Lekker de airco aan en de tuindeuren open!”

Het was het domste plan dat de koning ooit gehoord had.

“Dat is niet slim,” vond ook Geit nummer twee. “Dan warmt de aarde nog sneller op. Nee, we moeten de overschotten opslaan voor slechtere tijden. We bouwen in elke wijk een waterstoffabriekje. Dan heb je groene kool die je kunt gebruiken waar en wanneer je maar wilt. Of je zou bitcoins kunnen minen, dan kan de wijk de opbrengst gebruiken voor energie, maar ook voor andere dingen.”

Het leek de koning een hoop gedoe.

“Weet je wat we ook kunnen doen?” Geit drie. “Aan het begin van de zomer zetten we de vuilste kolencentrale uit. Dan zijn er geen overschotten meer op goede dagen, maar wel tekorten op slechte. Dat is niet erg. We leren de mensen dat ze zelf kunnen trappen, op hun fietsen, als het niet waait. En dat de airco niet aan hoeft als de zon niet schijnt. We leren ze dat kool iets is wat op kan raken en waar je zuinig op moet zijn. Ook duurzame kool.”

Koning Wolf had genoeg gehoord. Zijn taak was ervoor te zorgen dat zijn onderdanen gelukkig waren. En gelukkige onderdanen, dat zijn onderdanen die mogen autorijden en barbecueën waar en wanneer ze daar zin in hebben. Dat moest de boodschap zijn; een beetje leuk verpakt met woorden als liberalisering, innovatie en duurzaamheid.

Koning Wolf leefde nog lang en gelukkig, en de drie Geiten kregen een lintje en een functie elders.

--

--

Ronald Mulder

Entrepreneur. Economist. Writer. Blockchain, basic income, social innovation, post-growth economics. Groningen, the Netherlands. www.ronaldmulder.com