Waarom web3 het internet niet eerlijker gaat maken

Ronald Mulder
8 min readJan 18, 2022

The greatest trick the devil ever pulled was convincing the world he was decentralised

Een paar jaar geleden was ik erg enthousiast over wat toen nog niet web3 heette. Ik schreef stukken waarin ik betoogde dat Bitcoin een geweldige doorbraak was: voor het eerst kon iets tegelijk digitaal én uniek zijn. Met blockchains kon je digitale schaarste creëren, daardoor zouden andere online verdienmodellen mogelijk worden en dat was goed nieuws, want de huidige verdienmodellen leiden onherroepelijk tot Facebook-achtige wantoestanden.

Het idee was dat je zelf de baas blijft over je data, en dat je die via de blockchain beschikbaar kunt stellen aan een dienstverlener zoals Facebook. Je data blijft¹ van jou, en als je Facebook zat bent trek je de toestemming in en ga je ergens anders heen. En het mooie was: die blockchains zijn een soort publieke infrastructuur. Ze zijn van niemand en van iedereen. Een digitale commons die iedereen die dat wil kan gebruiken en die niemand uit kan zetten.

Fat protocols

Mijn gedachtegang was sterk beïnvloed door een kort artikel van Joel Monegro waarin hij schreef over fat protocols. Het oude internet, aldus Monegro, heeft een hele dunne protocol-laag — ICP/IP, HTTP(S), SMTP, dat soort dingen. Magere geraamtes. Het vlees zit in de applicaties. De browsers, de apps, de zoekmachines: die oogsten de data en verdienen daarmee geld. Met blockchains draai je de rollen om. De waarde blijft in de protocol-laag, in het collectieve domein, en kan niet onttrokken worden door de apps.

Als ik het artikel nu teruglees vind ik het erg idealistisch, in de zin van: zou mooi zijn, maar helaas, zo werkt het niet. Dit is niet hoe blockchains werken: je kunt data niet opslaan op een blockchain en tegelijkertijd privé houden. Het is niet eens hoe “data” werkt. Data is niet alleen je NAW-gegevens. De meeste data ontstaat in transacties, of op zijn minst interacties, en is dus maar deels van jou. Maar het allerbelangrijkste (tevens wat mij het eerst had moeten opvallen): dit is niet hoe een kapitalistische economie werkt.

Infrastructuur komt niet vanzelf

Het is niet zo dat je geen geld kunt verdienen in die onderste laag omdat hij zo dun is. Nee, hij is zo dun omdat je er geen geld kunt verdienen. Althans, veel minder dan in de bovenste laag, want daar kun je veel meer trucjes uithalen om klanten aan je te binden. Als iets publiek domein is, dan is het lastig om er buitensporig aan te verdienen, want dan kan de concurrent het ook aanbieden. Het beste voorbeeld is wellicht Apple, dat allerlei handige dingen verzint die alleen werken op de eigen systemen. AirDrop en FaceTime hadden (in theorie) ook op protocol-niveau kunnen werken; dan zou het ook werken met Android-toestellen. Maar ja, dan zouden klanten minder redenen hebben om een iPhone te kopen.

Dus wie gaat het allemaal bouwen en onderhouden, die vette protocol-laag waar weinig aan te verdienen valt? Wat is het business model? Wie gaat er investeren in deze infrastructuur waar bovenop later mooie dunne applicaties gebouwd kunnen worden? Helemaal niemand natuurlijk. Nou ja, een paar wetenschappers en open source enthousiastelingen. Techbedrijven, daarentegen, hanteren een andere strategie: wie als eerste de markt domineert, kan zelf de standaarden zetten. De rest heeft zich daar dan maar bij neer te leggen. Zo is het tot nu toe gegaan, en dat heeft geleid tot het linkerplaatje. Niet het tekortschieten van de technologie.

Is het internet wel stuk?

Wat laat het linker plaatje, dat met de thin protocols, eigenlijk zien? Niet een internet dat kapot is, zoals wel wordt geroepen. Het overgrote deel werkt uitstekend, tegen bijzonder lage kosten voor de eindgebruiker ook nog eens. Het is wel een internet waarin een groot deel van wat we normaal gesproken “infrastructuur” noemen, in handen is van particuliere bedrijven. Denk niet alleen aan Google, Apple en de andere Amerikaanse reuzen, maar ook aan hun Chinese tegenhangers en aan voor het grote publiek minder zichtbare B2B-bedrijven zoals Cloudflare, Akamai of Adyen. Deze bedrijven behalen jaar na jaar enorme winsten, klaarblijkelijk zonder dat er nieuwe concurrenten verschijnen om ze het leven zuur te maken. Dit is echter een vraagstuk van marktordening en mededingingsbeleid (en belastingheffing), niet van technologie.

Het plaatje suggereert verder dat er een manier is om van links naar rechts te komen. Dat is onjuist. Het rechter plaatje is misschien een afbeelding van hoe het internet, onder andere omstandigheden, zich ook had kunnen ontwikkelen. Maar niet in een markteconomie. En nu we eenmaal het linker pad zijn ingeslagen, is het helemaal ondenkbaar dat we rechts uitkomen. Dat zou veronderstellen dat het collectieve deel, de commons, terrein zou veroveren op Facebook, Apple en consorten, terwijl die laatsten werkelijk alle troeven in handen hebben. Miljarden in kas om alles wat ze leuk vinden op te kopen, en als dat niet lukt tienduizenden van de beste ontwerpers en ontwikkelaars om het na te maken in een gebruiksvriendelijke gratis versie. Een ecosysteem van opleidingsinstituten, wervingsbureaus, angel investors, venture capitalists (VC’s) en incubators dat alles signaleert wat interessant zou kunnen zijn. En het allerbelangrijkste: miljarden gebruikers, die het geen moer interesseert dat hun favoriete app web2 is en geen web3.

De vossen die de passie preken

Het merkwaardige is dat “web3” — de naam en het verhaal erachter — afkomstig zijn uit hetzelfde ecosysteem. Nog maar een paar jaar terug hadden we het over crypto en blockchains als we het over dit soort decentrale architectuur hadden. Maar tegenwoordig hebben VC’s als Balaji Srinivasan, Chris Dixon en de gebroeders Winklevoss het over web3, dat kenmerken heeft zoals autonomie, decentralisatie, emancipatie en meer macht en geld voor de creators (schrijvers, vloggers, tiktokkers en youtubers, artiesten). Als je oud genoeg bent weet je dat dit ook de beloftes van web1 en web2 waren. In sommige opzichten is dat gelukt, in andere opzichten niet, maar in ieder geval: VC’s zijn absoluut niet geïnteresseerd in decentralisatie of emancipatie. Ze zijn geïnteresseerd in de bedrijven die een platformpositie kunnen gaan innemen in deze nieuwe, maagdelijke, grotendeels ongereguleerde domeinen. Coinbase (de belangrijkste beurs voor cryptovaluta) en OpenSea (het belangrijkste platform om NFT’s te beheren en te verhandelen) zijn goede voorbeelden.

NFT’s zijn een uitwerking van het principe dat een blockchain er voor kan zorgen dat iets digitaal is en tegelijk uniek. Ze bieden misschien interessante mogelijkheden op het gebied van digitaal eigendom en (vooral) digitale identiteit, maar de toepassingen die we tot nu toe zien zijn tegelijk simplistisch en alarmerend. NFT’s worden gebruikt om digitale objecten te kunnen verhandelen. Het is niet in de strikte zin een kopieerbeveiliging, maar de eigenaar van de NFT kan met enig recht zeggen dat hij de enige echte eigenaar is van het bijbehorende digitale object. Met hoeveel recht, dat hangt af van allerlei details die niet in de NFT geregeld kunnen worden — of de verkoper wel de wettige eigenaar is, en of er niet meer exemplaren, met een andere NFT erbij, verkocht zijn, bijvoorbeeld. Anders dan de web3-evangelisten lijken te denken, is “eigendom” een sociaal construct; een behoorlijk complex geheel van wetten en instituties.

De — voor zover ik weet — enige grootschalige toepassing van NFT’s op dit moment is het creëren en verhandelen van digitale kunst- en verzamelobjecten. Dat voorziet op zich in een legitieme behoefte — mensen vinden het leuk om te verzamelen en te speculeren — maar in feite creëert het ecosysteem als geheel natuurlijk helemaal niets. De winst van de een is het verlies van de ander. Net als in het casino is de bank de enige die structureel wint. In dit geval zijn dat de aandeelhouders van Coinbase, OpenSea en een handvol andere bedrijven die nodig zijn om web3 überhaupt een beetje te laten werken.

Met andere woorden: voorlopig gedraagt web3 zich nog volledig als het linkerplaatje.

“Decentraal” is niet per se beter

Voorstanders zullen zeggen dat het jonge technologie is, dat de knelpunten verholpen zullen worden en dat het gewone internet ook groot is geworden door porno en gokken. Maar dat is het punt niet (en op “jong” valt ook wel wat af te dingen). Het internet begon decentraal — de militaire voorloper was letterlijk ontworpen om te blijven functioneren in geval van een kernoorlog. Iedereen zijn eigen webserver. Maar het werd pas populair toen private bedrijven het een beetje bruikbaar gingen maken. Verreweg de meeste mensen vinden het prima om client te zijn in plaats van server. Met web3 gebeurt precies hetzelfde. Blockchain is een peer-to-peer technologie. Er zijn geen clients en servers; er zijn alleen “nodes” die functioneel gelijk zijn en allemaal de hele blockchain bevatten. Dat is niet erg praktisch, want lang niet iedereen kan of wil een node onderhouden. Evenzo wil lang niet iedereen in praktisch economisch opzicht een “peer” zijn. Niet iedereen wil zijn eigen bank, uitgever, woordvoerder en uitzendbureau zijn. Of zijn eigen veilinghuis. Zowel vanuit de economie als vanuit de technologie is er een tendens naar taakverdeling, specialisatie en centralisatie. Dat de basis peer-to-peer is, zal niet voorkomen dat er centralisatie plaats zal vinden. Schaalvergroting, concentratie en specialisatie zijn normale economische processen, die voortkomen uit netwerkeffecten en andere schaalvoordelen. Ze zorgen voor efficiency, productiviteitsstijging en dus welvaartswinst. Hoe die winst verdeeld wordt, dat is het domein van politiek en wetgeving. Rechtvaardigheid is niet iets wat “de markt” uit zichzelf tot stand zal brengen enkel en alleen omdat er blockchains bestaan.

Een op blockchains gebaseerd internet zal een enorme behoefte hebben aan allerlei tussenpersonen, dienstverleners en knooppunten, juist omdat blockchains decentraal zijn. Er is geen hiërarchie of taakverdeling tussen de nodes; ze doen allemaal precies hetzelfde. Dat is uiteraard enorm inefficiënt. De rekencapaciteit van het totale Ethereum netwerk is een fractie van die van een Raspberry Pi van €45 en de kosten van een berekening of data-opslag zijn miljoenen tot miljarden malen hoger dan bij een conventionele cloud provider. Dit betekent noodzakelijkerwijs dat in web3 slechts een minuscuul deel van het internetverkeer daadwerkelijk via een blockchain zal lopen. En voor dit minuscule deel zal de gewone gebruiker aangewezen zijn op tussenpersonen (Coinbase, Crypto.com, OpenSea) die hij zal moeten vertrouwen met zijn data, net zoals hij Facebook/Meta en Google/Alphabet moet vertrouwen.

Gebakken lucht en marketing

Concluderend is web3 vooral een hoop gebakken lucht. De twee meest zichtbare componenten, cryptovaluta en NFT’s, zijn speculatieve investeringen zonder te verwachten cashflow, waarvan de handel uitsluitend gedreven wordt door angst en hebzucht. Er is niets op de hele wereld dat beter, veiliger of sneller gaat dankzij web3, met uitzondering van witwassen, belastingontduiking en het innen van losgeld.

“Web3” is een verhaal over emancipatie, empowerment en het “terugnemen van het internet”, verteld en verzonnen door de partijen die miljarden hebben verdiend aan het groot maken van precies die bedrijven die ze nu zeggen te bestrijden. De ideologie heeft het over fat protocols en de digital commons; over een kleiner deel van de koek voor Facebook etc, en een groter deel voor gebruikers en creators. (Iedereen die regelmatig iets twittert voelt zich een creator, dus dat argument doet het goed.) De praktijk, daarentegen, investeert juist in de nieuwe platforms, private bedrijven die heel veel geld verdienen aan deze nieuwe markten. Wie cynisch is, zou zelfs kunnen denken dat de ideologie uitsluitend tot doel heeft om klanten te genereren voor de praktijk.

Met dank aan Mark Vletter en Jarno Duursma voor commentaar op een eerdere versie. Alle onvolkomenheden zijn mijn eigen schuld.

--

--

Ronald Mulder

Entrepreneur. Economist. Writer. Blockchain, basic income, social innovation, post-growth economics. Groningen, the Netherlands. www.ronaldmulder.com